Het Deens heeft veel samengestelde woorden, die regelmatig een kleiner of groter probleem vormen voor de vertaler. Een Engelstalige collega wees in een Instagram-post op het officieel langste Deense woord, dat je weliswaar niet gauw in een roman zult aantreffen maar het is een indicatie van de mogelijkheden. Het gaat om speciallægepraksisplanlægningsstabiliseringsperiode. Vrij te vertalen als een periode van het stabiliseren van de planning van de praktijk van een medisch specialist. Wat dat ook moge betekenen.
Maar het komt erop neer dat Denen gewoon net iets makkelijker woorden aan elkaar kunnen plakken, al gebeurt het in het Nederlands onder invloed van het Engels ook al meer. Een prijswinnend boek kan ik nog niet uit mijn pen krijgen, maar je leest het al wel. Ook hoorde ik een keer op de radio praten over een prijswinnende kaas. Huisgemaakte taart is volstrekt normaal geworden, terwijl we het vroeger toch echt over zelfgebakken taart hadden. Ik hoop dat een recensiegeprezen boek nooit ingeburgerd gaat raken, maar in het Deens is anmelderrost heel gewoon.
Bij het vertalen van Over de berekening van ruimte van Solvej Balle (inmiddels al deel 5) komen we naast de gangbare samengestelde woorden ook een aantal zelfgevormde begrippen tegen. Een fragment gaat over de theorie van Darwin waarbij de sterksten en de tilpasningsdygtige de overlevers zijn. Letterlijk zij die zich weten aan te passen, is daar een woord voor te bedenken? Ook heeft ze het over variationsressourcer, een begrip dat nog los van de filosofische context niet in één Nederlands woord te vangen lijkt.
Verder zijn de personages een bibliotheek en archief aan het opbouwen en is een boek of map op een gegeven moment hyldeklar, dus klaar om in de kast, op de plank gezet te worden. Nu kennen wij wel woorden als panklaar en hapklaar maar plankklaar of kastklaar klinkt toch niet echt.
Een woord dat vaak voorkomt in deze roman is datovarer, namelijk levensmiddelen die over de houdbaarheidsdatum heen zijn, die de personages bij voorkeur aanschaffen omdat ze merken dat wat zij eten ook echt verdwijnt en de winkels dus leger raken. Even benijd ik de Denen om hun compacte taalgebruik.
Oppermeester in het bedenken van samengestelde woorden blijkt trouwens niemand minder dan Hans Christian Andersen die in zijn sprookje Het herderinnetje en de schoorsteenveger een uit hout gesneden mannenfiguur de titel geeft van gedebukkebensoverogundergeneralkrigskommandeersergeanten dat met geitebokkepootseersteëntweederangsgeneraaloorlogscommandosergeant is vertaald door Annelies van Hees in 1992 waarmee ze laat zien dat je in het Nederlands soms toch best langere woorden dan in het Deens kunt maken als de tekst daarom vraagt.