Nu Jon Fosse de Nobelprijs voor de literatuur heeft gewonnen voor zijn veelzijdige oeuvre en wij daar twee romans uit hebben mogen vertalen, lijkt het me een goed moment om een stuk van stal te halen dat Adriaan en ik in 2020 schreven voor de site van boekhandel Atheneum in Amsterdam. Marianne Molenaar die het meeste werk van Jon Fosse heeft vertaald, schrijft op dezelfde site over haar ervaringen met het vertalen van zijn werk.
Eén worden met je personage – over het vertalen van Melancholie II van Jon Fosse
Het is 1902 en een oude vrouw, Oline, loopt moeizaam de helling omhoog naar haar huis. Ze heeft vis gehaald aan de oever van de fjord en ze komt haar schoonzus Signe tegen die haar vertelt dat haar broer Sivert op sterven ligt. Jon Fosse beschrijft het zo:
‘en Oline ziet dat Signe zich omdraait en snel weer naar binnen loopt en Oline denkt, nee, moet Sivert nu óók heengaan, nee, dat had ze nooit gedacht, maar zo slecht kan hij er toch niet aan toe zijn, ze overdrijft vast wat, Signe, maar er is vast nog wel tijd om de vis naar huis te brengen. En ze voelt al een beetje aandrang, dus moet ze waarschijnlijk eerst ook nog even naar het secreet, en geen denken aan dat zij, Oline, bij Signe naar het secreet zal gaan, nee dat wil ze niet, denkt Oline, nee dat wil ze niet, denkt Oline.’
Secreet? horen we u denken. Wat een ouderwets woord. Wie gebruikt dat nog, sterker nog, wie kent het nog? Is er geen alternatief dat beter klinkt? Hoe belangrijk is zo’n woordje eigenlijk?
In Melancholie II is dit woord belangrijk, want het komt heel vaak voor. Namelijk tachtig keer in een roman van ruim honderd bladzijden. Soms staat het wel vier tot zes keer op één bladzijde. Een aanwezig woord dus.
We hebben de alternatieven zoals ‘toilet, bestekamer, closet, gemak, het kleinste kamertje, kabinet, koer, plee, (poep)doos, privaat, huuske, (buiten)wc’ allemaal gewikt en gewogen. Ze hebben het, na de nodige discussies, stuk voor stuk moeten afleggen tegen ‘het secreet’. Het ene woord was te lang, het andere te modern, te plat of te apart. Het voor de hand liggende woord ‘(buiten)wc’ viel bijvoorbeeld af, omdat er later in de tekst het volgende staat:
‘(…) veel mensen hebben nu een toilet binnen gekregen, zoals ze dat noemen, de eerste keer dat ze over zo’n toilet hoorde, een watercloset noemen ze het, was toen Lars uit het ziekenhuis in het Oosten kwam, daar hadden ze een toilet met water, vertelde hij, je ging op wit glas zitten om je behoefte te doen, daarna kwam er stromend water uit dat weg spoelde wat er uit je gekomen was (…)’
De moeilijkheid van vertalen zit dus niet altijd, meestal niet zelfs, in het omzetten van ingewikkelde zinnen, zeker niet bij Jon Fosse, maar in het vinden van de meest natuurlijke en ritmische vertaling van losse woorden en van bewegingen en handelingen. Naast een woordje als ‘secreet’ heeft onder andere ook de manier waarop de oude Oline zich van en naar haar huisje verplaatst ons de nodige hoofdbrekens bezorgd.
In de lange meanderende zinnen van Fosse loopt Oline moeizaam de helling op, ze sleept zich soms voort, ze moet nóg een stukje afleggen met haar zere voeten, ze loopt omhoog en omlaag en in de herinneringen aan vroeger rent en springt haar broer Lars Hertevig, de schilder uit Melancholie I, nu eens de heuvel af, dan langs het strand of door het moeras.
Een Noorse lezer heeft meteen een duidelijker beeld van de situatie. Een huisje op een heuvel/berg bij een fjord is een vertrouwd gegeven. Voor de Nederlandse lezer is dit vager. Wat voor oever heb je bij zo’n fjord? Met stenen of met zand? Is het de oever van een fjord of van de zee? Hoe hoog is de heuvel? Of is het een berg? Hoe liggen die huizen daar dan tegenaan? Een moeras op een berg? Is er wel een Nederlands woord voor een overhangende rots zoals in het Noors?
Loskomen van het origineel zonder dat uit het oog te verliezen. Je inleven in de arme Oline, met haar aandrang en haar vis, voelen hoe het is om voetje voor voetje naar huis te schuifelen, de vis aan de deurhaak te hangen en op het secreet te gaan zitten. Als je de Noorse tekst in je hebt opgenomen, moet je loslaten en het Nederlands laten stromen. In de hoop dat de lezer zich eventjes net zoveel Oline zal voelen als wij gedaan hebben.