Zoals iedere loodgieter meent dat hij goed werk aflevert, zo meent ook elke vertaler dat. Maar iedereen die wel eens een kraan heeft laten repareren weet dat een van de eerste dingen die de loodgieter zal zeggen, is ‘helemaal fout aangelegd!’ of ‘wie heeft dat nu zo kunnen doen’. Je moet kennis, vaardigheden en lef hebben om de dingen te doen zoals jij denkt, nee wéét dat het goed is. Of je nu loodgieter of vertaler bent.
Het werk van een loodgieter moet soms vervangen of gerepareerd worden, dan blijkt dat iets misschien minder goed gedaan is dan gedacht. Een vertaling van een boek wordt doorgaans maar één keer gemaakt. In dat geval zijn het hooguit de beoordelaars van het Letterenfonds die in verband met een werkbeursaanvraag een oordeel moeten vellen over de kwaliteit en die kunnen dan zeggen of de vertaling deugt of niet. Wordt een boek opnieuw vertaald, bijvoorbeeld omdat de eerste vertaling uit lang vervlogen tijd stamt en/of niet meer verkrijgbaar is, dan moet er vaak aandacht besteed worden aan de nieuwe vertaling. Een recensent kan er bijna niet omheen, maar heeft helaas te weinig ruimte in de krant of een tijdschrift om zijn mening echt te onderbouwen, áls hij/zij al over de vaardigheden en kennis beschikt die daarvoor nodig zijn. En over het origineel. Wat allemaal vaak (helaas) niet het geval is. Positieve beoordelingen zijn onschuldig en daar brengt eigenlijk niemand ooit iets tegenin. Vriendelijke woorden als ‘soepel Nederlands’ en ‘leest als een trein’ of simpelweg ‘prachtige hedendaagse vertaling’ strelen het ego en zijn prettig voor iedereen. Negatieve kritiek daarentegen is gevaarlijk. Of die al dan niet terecht is doet er niet echt toe. Negatieve kritiek wordt vaak per definitie als onterecht gezien en moet met veel voorbeelden geïllustreerd worden. Maar daar is geen ruimte voor. De vaardigheden en kennis van de criticus worden ook meteen in twijfel getrokken. Of dat al dan niet terecht is doet er dan ook niet echt toe. Uit ervaring als recensent weet ik dat je er gewoon niet aan moet beginnen. Het schaadt meer dan het baat.
Vaak als ik met andere vertalers spreek, blijkt dat we van onszelf vinden dat we goede vertalers zijn, maar dat we dat niet vinden van al onze collega’s. Tijdens een bijeenkomst in Kopenhagen met zestig vertalers uit ongeveer twintig landen, blijken er in elk land wel een paar beunhazen te zitten. Die zijn natuurlijk niet aanwezig. Die vertalen alles wat vast en los zit, uit meerdere talen, verpesten soms boeken en bovendien de markt. Een grappig fenomeen.
Wij, de anderen, de goede vertalers, weten ondertussen best dat niets menselijks ons vreemd is. Dapper proberen we de middenweg te vinden tussen eeuwige twijfel (elke vertaling kan beter) en grootheidswaanzin (mijn vertaling is de beste), tussen collegialiteit (iedereen is capabel) en rivaliteit (ik zou het beter hebben gedaan).
Toch is het intrigerend. Niemand weet echt wat een goede vertaling is, zoals ook niemand weet wat een echt goed boek is. Uiteraard hebben we een mening en is er een soort consensus over kwaliteit. Maar het is een groot grijs gebied. Je mag het origineel er niet doorheen lezen, is bijvoorbeeld een argument bij een vertaling. Maar wie de brontaal niet kent, leest het origineel er minder gauw doorheen dan iemand die die taal wel kent. Dat is pech voor de vertalers uit het Engels. Daar heeft iedereen een mening over. Soms zit iemand er dan faliekant naast met zijn oordeel. Vaag herinner ik me een voorval van jaren geleden, waarbij een vertaling werd afgekraakt en de beoordelaar zelf aandroeg wat er in het Engels gestaan moest hebben. Bij nader onderzoek bleek dit niet te kloppen, de beoordelaar had het origineel er niet eens bij gepakt maar was op gevoel afgegaan en dus hopeloos verdwaald.
Wat zou er gebeuren als je een Nederlandse roman op dezelfde manier zou gaan bekijken als een vertaling? Meteen heb je een andere bril op, je blik is verscherpt, je gaat op dingen letten waar je normaal overheen leest. Dan zie je ongetwijfeld het verschil tussen goedgeschreven en minder goedgeschreven boeken. Wat me op de gedachte brengt dat een niet goedgeschreven boek misschien in vertaling ook niet goedgeschreven kan of hoeft te zijn. Maar dat kan natuurlijk niet, want dan krijg je dat als vertaler op je brood. Hetzelfde geldt voor boeken met een van de norm afwijkende stijl. Een van de norm afwijkende vertaling is de enig juiste, maar reken maar dat je er als vertaler niet zo makkelijk mee wegkomt als de schrijver.
Moet elke vorm van vertaal- en literatuurkritiek dan maar worden afgeschaft? Waarschijnlijk niet, want het werkbeurzensysteem is de kaas en hagelslag op menig vertalersboterham. Literaire prijzen stimuleren de verkoop van boeken en spekken de portemonnee van de uitverkorene. Recensies in de krant dragen misschien niet heel erg bij aan de verkoop van boeken, maar ze voorzien de lezer wel van informatie. Een recensie heeft status, wordt begeerd door schrijver, uitgever en vertaler (indien het om een buitenlands boek gaat), ten minste zolang het oordeel positief is. Dan hoor je zelden iemand.
Nog een grappig fenomeen dus. Wie positief bespreekt is een goede, of ten minste een gewaardeerde criticus, wie negatief bespreekt is een slecht beoordelaar of op zijn minst is het oordeel verdacht. En zo zijn het altijd de anderen die niet deugen, het mis hebben en onzin uitkramen. Dat houdt de discussie gaande en zorgt ervoor dat we niet kritiekloos alles maar voor zoete koek aannemen.
We blijven zoeken naar de ultieme waarheid in het volle besef dat we die nooit zullen vinden, maar niets menselijks is ons ten slotte vreemd. Ook best een grappig fenomeen.