Ik fronste mijn wenkbrauwen. In maart 2023. En haalde vervolgens mijn schouders op. Ik frons nogmaals mijn wenkbrauwen als ik dezelfde bladzijde herlees in nummer 1 jaargang 30 van het tijdschrift Filter. Ton Naaijkens, vertaler, redacteur en emeritus hoogleraar Duitse letterkunde en vertaalwetenschap, neemt het vertaaljaar 2022 door in een mooi verhalend en uitgebreid overzicht. En nu begint het toch een beetje te kriebelen.
Naaijkens schrijft namelijk op bladzijde 41 dat zowel de hervertaling van Kitchen van Banana Yoshimoto door Maarten Liebregts als onze hervertaling van Honger van Knut Hamsun ‘cleaner en braver lijken’ dan hun voorgangers, althans in zijn ‘gekleurde ogen’, al zijn ze ‘zeker niet slecht’. In de jaren zeventig las hij Honger voor het eerst en ging zijn hart ‘in die mooie dagen harder kloppen’ bij de vertaling van Cora Polet, en schrijft hij: ‘wie weet is in het geval van vertaalde boeken de aard van de vertaling daar dan een factor in of motor van’.
Ik snap best dat je aan een oude vertaling gehecht kunt zijn, dat lijkt me heel legitiem, maar dat je je die vertaling een kleine veertig jaar later nog echt kunt herinneren, en dus als uitgangspunt kunt nemen om van een nieuwe vertaling te zeggen dat die je cleaner en braver lijkt? Hiermee velt hij haast terloops een oordeel dat hij niet met feiten maar met gevoel onderbouwt. En dat is voor een vertaalwetenschapper misschien toch wat vreemd. Of was alleen de lezer in hem aan het woord?
En wat is een cleane en brave vertaling eigenlijk? Is dat een criterium dat in de vertaalwetenschap gebruikt wordt? Of is dat vooral een gevoel? En op basis van hoeveel studie en zonder dat je waarschijnlijk over het origineel beschikt, kun je zeggen dat een vertaling ‘zeker niet slecht is’? En wat moeten wij vertalers vervolgens met zo’n oordeel op zo’n plek? Je schouders over ophalen waarschijnlijk. En bevestigd zien dat vertaalkritiek een heikele zaak blijft, glad ijs en het terrein van de lange tenen.
Zelf was ik van plan om onze vertaling van 2022 te vergelijken met die van Cora Polet (1976) en Jeanette E. Keijzer (1961) en daar een stuk over te schrijven. Niet om de oudere vertalingen te bekritiseren, maar om te kijken hoe dezelfde brontekst een andere vertaling kan opleveren. Mogelijk met de meest recente Engelse en Duitse vertalingen ernaast. Maar inmiddels staat het alweer ver van me af, zijn we bezig met een ander meerjarenproject en is dit misschien eerder een mooie opdracht voor een masterstudent?
Een uitgever zei ooit iets als: Een vertaling moet wel heel slecht zijn, wil de kern en de kracht van een boek niet overeind blijven. Of misschien was het iets als: of een boek een succes wordt hangt niet af van de vertaling. Dat klinkt een beetje ondankbaar, alsof het werk van de vertaler er niet wezenlijk toedoet, maar iets van waarheid zit er misschien wel in. En dat relativeert enorm.